zaterdag 22 januari 2011

EEN ANDERE IK + DEZELFDE GOD



Wat ben ik ?  Wie ben ik ?

zijn vragen die soms bovendrijven en de bedoeling nu is op zoek te gaan naar een betere kijk op mezelf. Eigenlijk ben ik helemaal niet tevreden met mezelf. Ik heb hemel en aarde bewogen om iemand te worden naast de anderen in de maatschappij en moet nu vaststellen dat ik mij helemaal niet lekker in mijn vel voel. Er is een soort ontevredenheid die de bovenhand krijgt. Wat hapert er aan mij ? Ik zal daar achter komen ! Ik wil eerst even de titel onder de loep nemen, want die lijkt misschien te abstract.

EEN ANDERE IK

Ik spreek over een andere “ik”, wat schort er dan aan mijn “ik” die ik zo gewoon ben ? Wat ben ik, Bijbels gezien ? Ik ben opgegroeid in de Bijbelse traditie en op latere leeftijd heb ik degelijke Bijbelstudies gedaan en zodoende vertrek ik vanuit de Bijbel op zoektocht naar mezelf. Volgens onze Bijbel is de mens door God geschapen, naar zijn beeld en gelijkenis, dus: volmaakt in kennis, in macht door de wil van God, eeuwig, en dus buiten de tijd,als kind van God. Als ik nu mezelf beschouw stel ik vast dat dit eigenlijk voor mij helemaal niet klopt. Ik ervaar tijd waaruit ik niet kan ontsnappen, kennis en macht zijn op z’n zachtst uitgedrukt héél beperkt. Als ik aanneem dat ik als kind van God geschapen ben door die volmaakte God, dan moet er toch iets grondig misgelopen zijn tijdens de weg die ik al heb afgelegd. Ik wilde daarom mijn ervaringen even op een rijtje zetten. Ik heb voor mezelf eens twee kolommen gemaakt met aan de ene kant hetgeen ik als goed ervaar, en aan de andere kant hetgeen ik als slecht ervaar:

goede ervaringen:  liefde, goedheid, schoonheid, vrede… Deze ervaringen zijn moeilijk in de tijd te plaatsen, ze “duren” niet zomaar een juist bepaalde tijd, en ze beginnen ook niet op een direct aanwijsbaar tijdstip. Deze ervaringen zijn ook niet afhankelijk van mijn eigen wil, ze gebeuren gewoon aan mij. Ik word liefde, schoonheid, vrede gewaar buiten mijn wil om en een exacte tijdsbepaling voor die ervaringen is er eigenlijk niet : de schoonheid “is” er gewoon zonder zomaar ergens te beginnen of eindigen.

slechte ervaringen:  ruzie, aanval, verdediging, pijn, dood… Deze ervaringen zijn wél gekoppeld aan de tijd, je raakt kwaad op iemand bvb. op het werk de maandag namiddag, ‘s avonds is de ruzie over. Deze ervaringen hebben ook direct met je eigen wil te maken of met de gevolgen van het gewilde.

Er lijken in mij twee ervaringsgronden te zijn : aan de ene kant ervaar ik het tijdloze waar mijn willetje weinig vat op heeft. Aan de andere kant ervaar ik het gewilde in de tijd. Heb ik twee “ikken” ? Kan ik als kind van God pijn, aanval, angst  enz.. moeten kennen?  Als dat waar is ben ik onvolmaakt, dus helemaal niet in de toestand waarin ik geschapen ben. Misschien bestaat God niet, maar ik kan mezelf niet verklaren, ik ben mijn eigen oorsprong niet. In de geschiedenis van de filosifie zien we dat zowat alle filosofen een godsbevestiging uitspreken, zij het dan niet altijd met het begrip God betiteld. Ikzelf heb duizend redenen om God te vermoeden, geen enkele eigenlijk om God als niet-bestaand af te schrijven. Er moet dus iets schorren aan mijn “ik-ervaring”. Ik zal dus moeten gaan zoeken “wat” ik waarlijk ben, misschien heb ik mij tot op heden vergist? Er is een spanningsveld tussen “wat” ik ben en “wie” ik denk te zijn. De goede ervaringen uit mijn lijstje hebben te maken met “wat” ik ben, dunkt me, en de slechte ervaringen hebben eerder te maken met “wie” ik ben of denkt te zijn.

GOD:

Een moeilijk woord of begrip tegenwoordig, er kan moeilijk over gesproken worden in de huidige maatschappij. God wordt steeds verward met of gekoppeld aan een of andere geloofsovertuiging, en dit is een vergissing op zich. God is uit zichzelf, zijn eigen oorsprong, door niemand of iets bewogen. Alles wat verandert beweegt, kent een begin en komt ooit tot stilstand in de tijd, die ook ergens begonnen is en zal stoppen en ik neem aan dat God eeuwig is, buiten de tijd, anders was er geen tijd mogelijk. Er moet een beginsel zijn dat nooit begonnen is. God is mijn oorsprong. Zonder mijn oorsprong “ben” ik niet. Hij wil mij naar Zijn beeld en gelijkenis. Ik ben zoals Hij is, maar wel beseffende dat Hij mijn oorsprong is, anders is er geen verschil met Hem. Hij heeft alle macht, is volmaakt, eeuwig, bron van goedheid en wijsheid, dit alles voortvloeiende uit Zijn Liefde. Wat Hij wil, wil ik, want ik ben Zijn Wil : Hij wil mij. Hij houdt van mij en ik van Hem want ik ben in Hem door Hem, door Hem zo gewild. Door mijn liefde voor Hem heb ik helemaal geen wereldse wetten, geen leiders nodig, en reken ik enkel op de Geest in mij die mij met God verbindt zoals Hij wil. Mijn God kent geen hel, angst, schuld of tijd, ik dus ook niet. Binnen onze liefde wordt er geen handel gedreven noch offers gebracht, er is geen reden daarvoor. Dit alles ontvalt mij echter, of beter gezegd, ik vergeet dit alles als ik mij ga vereenzelvigen met het door mij gebouwde “ego”, dat wél angst, schuld en tijd kent omdat het zich, zonder macht te hebben, toch macht wil toe-eigenen, wat aanval en verdediging en dus ook schuld en angst met zich meebrengt. Als ik mijn ego echter opzij schuif, mij er niet meer mee vereenzelvig, dan word ik weer wat ik oorspronkelijk ben, de Gewilde en de Geliefde van God, Zijn Wil. Dit ben ik eeuwig, want zo wil en schept Hij mij, en wat Hij wil, “is”. Mijn God kan Zijn eigen Wil niet veroordelen, wat logisch is, dat zegt mij onze Liefde en onze Geest.

EEN ANDERE WERELD:

de wereld lijkt me een plaats van geboorte en dood, het ene met het andere onafscheidelijk verbonden. In de antieke filosofie (Thomas van Aquino) bepaalt men de essentie van de mens als volgt: de essentie van de mens is een belichaamde ziel waarbij de ziel de substantialiteit bezit en die doorgeeft aan het lichaam in de verbinding met dit lichaam. De mens wordt een beetje tweeledig voorgesteld, lichaam en ziel. Door de tijd heen is dit lichaam van ons héél belangrijk geworden, té belangrijk,  we zijn ons gaan vereenzelvigen met ons lichaam en hebben er ons “zijn” aan gegeven. Over de ziel nadenken of praten lijkt niet meer hedendaags, de mens is louter op zijn lichaam gefocust.
De overtuiging dat ik een lichaam ben brengt mij in de realiteit van de dood. Als God lichamen schiep, dan zou de dood werkelijk zijn. Dan is de dood inderdaad de dood van God die liefde is. Dan is Hij geen vader maar een vernietiger, gewoon een afgod en ik geloof in geen enkele afgod. Ik wil me dus niet beschouwen als een lichaam, ik wil mijn echte” ik” vinden en beleven in verbinding met de onveranderlijke God, de vader, waarvan sprake in de Bijbel. En dit verandert mijn visie op de wereld, er komt een andere wereld, eigenlijk helemaal geen wereld die nog te vergelijken valt met deze.

ZOEKEN NAAR DIE ANDERE IK

HET EGO, ofwel mijn denkbeeldige ik, die ik zo graag koester en het einde vind, heeft me volledig in de ban. Reeds vanaf je eerste dagen op deze aardbol leer jezelf aan, en word je aangeleerd dat “wie” je bent zowat het belangrijkste is in deze wereld. Je moet iemand zijn, je plaats verdienen, en dit resulteert heel vlug in, aan de ene kant aanpassingstechnieken van je persoontje, aan de andere kant in aanvals- en verdedigingstechnieken.  Je bouwt een ego op en je vereenzelvigt je daarmee, dat ben je. Aanpassen, aanvallen en verdedigen kun je enkel met je lichaam, je brein inclusief. Dus je wordt je ego, je lichaam en je verstand. Het is dan ook heel logisch dat de anderen vijanden worden, ook al wil je dit niet zo stellen want je bent een vredelievend mens, denk je.
De verschuiving van “wat je bent” (kind van God) naar “wie je bent” (je ego, je zelf gemaakte persoontje) gebeurt onopmerkelijk, heel onschuldig, maar het is wel fout.  Zonder je het weet zit je in de afscheiding, je bekijkt je totaal los van de andere en wil je plaats met hand en tand vasthouden, zoniet verbeteren. Hier sluipt dan ook een al dan niet vaag schuldgevoel binnen want in je binnenste weet je dat er iets onwaar aan de gang is. Je voelt je wat schuldig, je maakt fouten die je dan wel weer wilt verbeteren, je wordt rechter van je eigen ik, en eigenlijk bouw je een reëel schuldgevoel op die ook aan de basis zal gaan liggen van de angst, angst voor verlies, angst voor het lichaam, angst voor de dood, angst voor de rechter:  God.
Je leeft in het duister van schuld en angst, en daar moet licht binnenkomen:  je ware ik, het kind van God. Als ik afstand neem van mijn ego, mijn ego geen macht meer toeken, en ik neem de andere waar over zijn ego heen, dan is er geen afstand meer tussen mijn “ik” en de “ik” van de andere en weet ik dat we beiden één en dezelfde identiteit zijn, dan zie ik geen verschil of afgescheidenheid meer, dan is aanval of verdediging zinloos geworden. Dan zijn we niet identiek aan elkaar, maar wel helemaal één in één en dezelfde identiteit, wat de identiteit van de liefde is: de eenheid tussen Vader en Zoon, tussen God en “ik”.

HET EGO ONTKRACHTEN OM JE WARE IK TERUG TE VINDEN

Het lichaam “denkt” niet, het heeft geen doel; ík denk en ík maak een doel. En mijn lichaam verplicht ik het middel te zijn om mijn doel te bereiken, denkende dat ik mijn lichaam ben.
Zo gaat mijn lichaam lijden onder mijn druk. Het lichaam “kent” geen ziekte maar wordt het door mijn doelstelling: aanval en verdediging van “wie ik ben” of denk te zijn of wil zijn, maar zeker afgescheiden van de andere. Mijn ziekte wordt de geringe prijs in mijn ogen die ik betaal voor iets van grotere waarde: mijn ego, mijn verzinsel.
Deze zienswijze wordt, wanneer je ze beaamt, de basis van genezing. Als je inziet dat de verdediging van je persoontje geen zin heeft omdat het in werkelijkheid een gewilde illusie is, dan treedt genezing in. Dit kost je een ommekeer in je visie op de wereld, op jezelf en de anderen en zodoende plaats je de verantwoordelijkheid op de ware plaats, bij jezelf dus.  Het lichaam kan uit zichzelf niet genezen, want het kan uit zichzelf niet ziek maken. Maar als mijn geest zich afgescheiden wil zien van de andere, dan wordt mijn lichaam mijn wapen tegen de andere, en dit terwijl eenheid met de andere de identiteit van de liefde is. Zo wordt mijn lichaam een werktuig van een illusie, mijn ego, waardoor het zich dan ook krankzinnig gaat gedragen: het wordt gedicteerd door een waanzinnige geest.
Genezen is héél maken: een deel van onze geest is zich bewust van zijn hunker naar ware liefde, eenheid; een ander deel van de geest is zich eerder bewust van de onverzadigbare bekoring van de afgescheidenheid, van het zelfgemaakte persoontje dat moet aanvallen en verdedigen. Ik leef dus met een gespleten geest, een geest in conflict: aan de ene kant liefde, waarheid, vrede en aan de andere kant schuld, angst en aanval.
Genezen is een einde maken aan dit conflict in mij. Ik wil volledig opgaan in de eenheid met de andere, wat de betekenis is van liefde. Als ik over mijn eigen zielloos ikje heen kijk naar de andere, over zijn even zielloos ikje heen, dan is er in mijn geest geen conflict meer, dan zoekt de geest de ware liefde en wordt het lichaam enkel als communicatiemiddel gebruikt, wat zijn enige zinvolle functie is. De ik (de geschapen zoon van God) die in de andere zichzelf ziet en er zodoende één mee wordt is het wonder in de mens, de genezing van de mens. Ik ben ervan overtuigd dat je met deze visie de andere geneest, dus ook jezelf geneest omdat jouw wil op die manier samenvalt met de wil van God.

HOE HET EGO ONTKRACHTEN IN DE PRAKTIJK

- het woord of begrip “schuld” verbannen uit je woordenschat. Volmaakt geschapen kan je  geen schuld hebben. De schuld die je pijnigt behoort tot de illusoire “ik” van het ego. Je ego was een vergissing, en die kan rechtgezet worden, waarmee elke schuld verdwijnt, onbestaand in de werkelijkheid van je echte “ik”. Dit geldt ook voor de “schuld” van de andere!
- leven in het “nu“. Het verstand dat je meent te zijn kan niet in het “nu” leven: het trekt je vanuit het verleden direct naar de toekomst waardoor je oordeel de mist in gaat. Ontmoet je een vroegere kennis, die je sinds jaren niet meer hebt gezien, moet je eens nagaan hoe je die kennis “nu” ziet. Was die kennis vroeger een leugenaar, dan zul je hem nu zien als een leugenaar, alhoewel het heel goed mogelijk is dat die kennis ondertussen fel veranderd is en zodoende je oordeel over die kennis nu fout zit. Dit is een aanval op zijn vrijheid, een foutieve beoordeling door je verstand dat het verleden in het nu projecteert.
– niets of niemand beoordelen of veroordelen, dus ook niet jezelf. In werkelijkheid ben je volmaakt , is iedereen in zijn ware ik volmaakt. Als je iemand veroordeelt, dan doe je dit vanuit je ego, en je veroordeelt de andere omwille van zijn ego. De ene illusie veroordeelt dus de andere, wat totaal geen zin heeft.
– een periode van loslaten gewild beleven. Onthecht leven dus, dit vindt je ook terug in de oosterse godsdiensten, eigenlijk in alle godsdiensten denk ik. Vele behoeften behoren tot het wereldje van je ego, maar zijn in werkelijkheid dus ook illusies. Hoe dikwijls gebeurt het niet dat je iets echt wil en als je het dan uiteindelijk hebt wijkt elke interesse na een poosje. Na een periode van loslaten komt er rust, het lijkt of dit loslaten eigenlijk zonder pijn is verlopen, je koestert al vlug het weinige dat je toch hebt met liefde, er is een tevredenheid die ruimschoots méér betekent dan de voldoening van een of andere onnodige behoefte, u opgedrongen door de wereld.
- je kunt de waarheid niet omschrijven, maar je kunt wel begrip aankweken voor wat onwaar is. Je kunt de leugen detecteren wat je dichter bij de waarheid brengt. Met de leugen bedoel ik alles wat illusie is, de droom, de schone schijn.
- aandacht voor eerlijkheid: authentiek leven, dit wil zeggen nadenken over wat je zegt en daarna ook leven wat je zegt. Dit is eerlijkheid !
- Verdraagzaamheid aan de dag leggen. Als jezelf je ego  opzij schuift, bedenk dan dat de andere vaak vanuit zijn ego handelt en spreekt, dus niet vanuit zijn werkelijke “ik”.  Misschien help dit je een beetje om zaken te kunnen verdragen.
- Vreugde beleven en uitstralen ten gunste van de andere.
- Niet aanvallen of verdedigen van je persoontje, je ego. Wat je echt bent heeft geen aanval of verdediging nodig. Je echte “ik” heeft alle macht, heeft alles, is onverwoestbaar. Ik ben zoon, ik kan vader worden(een persoon worden), ik kan als persoon zoveel worden. Men kan verhinderen dat ik vader word of iets anders, maar niets of niemand kan verhinderen dat ik zoon ben, zelfs ík kan dat niet. Wat ik ben, ben ik altijd geweest en is onaantastbaar in de tijd. Wie ik ben mag en zal verdwijnen, maar wat ik ben blijft. Niet “wie” ik ben, maar “wat” ik ben is het belangrijkste.

HET DOEL VAN HET EGO.

Z’n doel is schuld, angst, waardoor zijn voortbestaan verzekerd is. In angst ga ik ego-centrisch denken en handelen waardoor ik juist méér bestaan geef aan het ego.
Handelen vanuit het ego brengt schuldgevoelens met zich mee, je gaat geloven in zonde, in het onvergeeflijke,  waardoor de angst nog harder toeslaat. Zo raak je in een spiraal van doemdenken zonder einde en als er dan toch een einde in zicht komt staat daar een God als strenge rechter zodat je wel verdoemd moet zijn. Zo raak je in de ban van het ego.
Maar in werkelijkheid zondig je niet, je vergist je in wat je bent en elke vergissing kan rechtgezet worden.

MIJN VERGISSING.

De enige fout of vergissing die ik heb gemaakt is geloven in de illusie die ikzelf gewild en gemaakt heb : mijn ego, mijn persoontje. In werkelijkheid is Gods kind eeuwig en zonder schuld, volmaakt geschapen naar Gods beeld en gelijkenis. Ik heb gedroomd, meegespeeld in mijn eigen droom waarin alle slecht op mij afkwam, mij niet meer herinnerend dat ik de dromer ben van die droom.
Ik moet niet vergeven worden maar gewekt. Ik moet ontdekken wat ik ben in de ogen van God die liefde is, geen scheidsrechter.
In de illusie die ikzelf gemaakt heb, heb ik macht, ben ik iemand. Eenmaal uit de droom gewekt zal ik moeten toegeven dat ik alles heb en alle macht heb, die mij gegeven is, en ik zal inzien dat mijn droom juist een fenomenale beperking was van al wat ik werkelijk ben. Het ogenblik dat ik dit inzie is voor mij het laatste oordeel, een oordeel dat ikzelf over mezelf zal uitspreken. Dit is geen hoogmoed maar waarheid.

WAT IS GOD ? WAT BEN IK ?

Hij is alles wat ik ben, ik ben alles wat Hij is. Hij schiep mij naar Zijn beeld en gelijkenis, dus wij zijn één, en eender op één belangrijk aspect na :  Hij schiep mij, Hij is dus mijn oorsprong. Zonder Hem ben ik niet, is er enkel het grote niets. Zijn wil is mijn wil want ik ben zijn wil, Hij wil mij. Zijn doel is mijn doel. Zijn macht is mijn macht, want Hij heeft mij alles gegeven, alles wat Hij is. Ik ben in Hem  en in Hem is geen tijd, enkel eeuwigheid.
In Hem denk of droom ik een persoon, schep ik een persoon met een eigen wil, met een eigen doel, buiten God, buiten Zijn wil, dus in de tijd want die persoon die ik droom is niet in God, hij is enkel in mijn droom.  Nu denk ik dat ik die persoon ben die ik droom, tussen andere personen die meegaan met de wetten van de tijd die mijn gedachten, mijn droom, regeren. Mijn persoon wil alles, benut aanval en verdediging tegen andere personen om zijn doel te bereiken, maar mijn persoon en die andere personen zijn één, want ze zijn in “mijn” droom. En dit doel is een doel van de persoon in mijn droom. De persoon die ik droom heeft niet één doel, maar meerdere want zodra een doel bijna bereikt is beroert er al een ander doel die persoon van mij omdat het vorige niet voldeed. Hij kent geen liefde, kent enkel zijn eigen persoon, die hij afmeet tegenover de andere personen in mijn droom. Gelukkig is alles maar een droom.
Ik geloof niet in dromen, dus geloof ik ook niet in de persoon die ik droom en voor mezelf aanzie, ik geloof niet in de tijd. Laat mij wakker worden God in U…weer zijn wat ik ben in U, de door U gewilde…

IK EN DE ANDERE

Hoe zit het eigenlijk met mijn relatie met jou, en met de anderen ?  Ik zou me graag weer één voelen met jou. Waarschijnlijk lijken we niet op elkaar maar in de kern zijn we één, en dat is belangrijk. Die eenheid zijn we kwijtgespeeld of totaal vergeten. Schijnbaar zijn we heel ver uiteen.
Hoe kan er een conflict ontstaan tussen ons twee ? Hoe geraken we zover uiteen ? Eigenlijk willen we beiden hetzelfde : geluk en vrede. Dit is het gemeenschappelijk doel. Maar de middelen en de weg naar ons doel gaan we elk op onze eigen manier interpreteren : ons verstand is het addertje onder het gras bij onze interpretatie, het verstand gaat alles bij goed of slecht kwalificeren, voor of tegen bepalen,daarbij  rekening houdende met persoonlijke ervaringen van vroeger. Maar besef heel goed dat verstand niet kan verenigen, ook ons niet. Het kan enkel “verdelen”, in stukken trekken en de stukken uiteen houden. Een atoom was destijds een onsplitsbaar deeltje, de naam zegt het zelf. Het verstand heeft ondertussen dit atoom in meerdere stukken verdeeld : neutron, proton, quarks… Ook de aarde is een eenheid, ondertussen uiteen gesplitst in ontelbare landen, talen, rassen : een mens van hier is blijkbaar een totaal ander specimen dan een mens van 1000 km verderop. Dit is het werk van het overgewaardeerde verstand.
Onze eigen interpretatie van de dingen brengt ons dus in conflict, drijft ons uiteen. De illusie krijgt de bovenhand. Ik wil over de illusie heen naar jou kijken. Dan pas kan ik je werkelijk ontmoeten, werkelijk weer de eenheid proeven die we vormen, pas dan krijgt het woord “liefde” weer zin. Dan kan ik de woorden waar maken “ik zal altijd bij je zijn, in je schoenen staan, gaan waar jij wil gaan, als jij dat wil…” uit een van mijn gedichtjes. Ik wil je zien over de illusie heen, en dat lukt. Als jij dat nu ook zou willen ten opzichte van mij, dan zijn we weer één. Als anderen dit ook wensen te doen, dan worden we allen één. Een idylle ? Neen, een waarheid !